Help mee bij LOB

Loopbaanoriëntatie en -begeleiding

Onze kijk op LOB

Het decanaat van het Heerbeeck College is samen met het Heerbeeck Transfer Office gevestigd in het Career Center. Dit noemen wij zo omdat het decanaat samen met het Heerbeeck Transfer Office het totaal van activiteiten omvat in het kader van de voorbereiding op de keuzes die leerlingen in hun schoolloopbaan maken ten aanzien van schoolvakken, vervolgopleiding en beroep. Landelijk wordt hiervoor de term LOB gebruikt, wat staat voor loopbaanoriëntatie en -begeleiding.

De activiteiten in dit kader worden georganiseerd door de decaan. De decaan voor alle niveaus is Laurie Rademakers. Zij is ook te vinden in het Career Center, wat gevestigd is in ruimte AK0.04 op de begane grond (grenzend aan de hal) van het hoofdgebouw.

Het Heerbeeck College Best ziet  Loopbaanoriëntatie en Begeleiding (LOB) als een belangrijk instrument om leerlingen hun talenten, mogelijkheden en (toekomst-) wensen te laten ontdekken en voor te bereiden op de toekomstige (beroeps) opleiding. Goede LOB leert leerlingen om een goede keuze te maken voor de toekomst. LOB helpt leerlingen dus ook op weg bij hun profiel-/sector- en studiekeuze. Het is een continu proces waarbij de dialoog tussen leerling en begeleider(s) van cruciaal belang is.

 

Ons beleid is gebaseerd op de loopbaancompetenties van Marinka Kuijpers (https://www.nvs-nvl.nl/component/tags/tag/117-loopbaancompetenties):

1. Kwaliteitenreflectie (‘Wat kan ik?’)
Deze competentie gaat over het onderzoeken waar je goed in bent en minder goed in bent. Als je weet waar je goed in bent en wat je kwaliteiten zijn, ga je nadenken over hoe je deze kwaliteiten kunt inzetten om je doelen in je opleiding en in het werk te behalen.

Concrete doelen:
Ik weet waar ik goed en minder goed in ben.
Ik weet welke kwaliteiten ik kan inzetten voor het beroep wat ik wil gaan doen.
Ik kan de ontwikkeling van mijn kwaliteiten en  talenten in verband brengen met eerdere ervaringen in mijn leven en met beelden/inzichten over mijn toekomstige opleiding- en arbeidsloopbaan.

2. Motievenreflectie (‘Wat wil ik en waarom wil ik dat?’)
Motievenreflectie gaat over de wensen en de waarden die van belang zijn voor je loopbaan. Bij motievenreflectie onderzoek je wat werkelijk belangrijk is voor je in het leven. Je denkt na over wat je voldoening geeft en wat je nodig hebt om prettig te kunnen werken.

Concrete doelen:
Ik kan aangeven wat ik leuk en interessant vind aan mijn opleiding.
Ik weet wat mijn werkwaarden zijn.
Ik kan verband leggen tussen eerdere ervaringen in mijn leven en mijn waarden.
Ik kan verband leggen tussen beroepsvraagstukken en mijn waarden.

3. Werkexploratie (‘Waar vind ik werk dat bij me past?’)
Werkexploratie gaat over het onderzoeken van werk en de kansen op de arbeidsmarkt. Bij deze competentie ga je ontdekken wat bepaald werk van je vraagt, welke kennis en vaardigheden je hiervoor nodig hebt. Maar ook welke waarden in dit werk van belang zijn; komen deze overeen met jouw waarden? Werkexploratie gaat ook over hoe je geschikt werk kunt zoeken. Bijvoorbeeld hoe je een sollicitatiebrief schrijft, informatie kunt verzamelen en een gesprek kunt voeren.

Concrete doelen:
Ik heb een beeld van de inhoud van het werk waarvoor ik wil leren.
Ik weet welke beroepscompetenties nodig zijn in het werk waarvoor ik leer.
Ik weet welke leeractiviteiten ik moet ondernemen om die beroepscompetenties te kunnen ontwikkelen.
Ik kan de organisatiecultuur van een bedrijf onderzoeken.
Ik ben op de hoogte van de ontwikkelingen in het werkveld.
Ik kan ontwikkelingen in verband brengen met mijn kwaliteiten en motieven.
Ik weet wat de actuele beroepsvraagstukken zijn in het werk waarvoor ik leer.

4. Loopbaansturing (‘Hoe bereik ik dat?’)
Loopbaansturing heeft te maken met keuzes maken en het onderzoeken van de gevolgen van die keuzes. Bij loopbaansturing ga je acties ondernemen om je eigen loopbaan te sturen. Bijvoorbeeld een bepaalde opleiding volgen waardoor je een beroep kunt uitoefenen dat bij je past. Of door met anderen te gaan praten over wat je wilt en kunt. Je plant de activiteiten die je wilt ondernemen. En je organiseert de hulp die je hierbij nodig hebt. Loopbaansturing heeft te maken met het heft in eigen hand nemen en initiatief tonen.

Concrete doelen:
Ik kan doelen stellen voor mijn (studie)loopbaan.
Ik baseer keuzes in mijn leerproces op mijn kwaliteiten en waarden, en op mijn toekomstwensen.
Ik organiseer de begeleiding die ik nodig heb om mijn leerproces te sturen.
Ik stem mijn mogelijkheden en (ontwikkel)wensen af op de specifieke situatie van de stage/werkorganisatie en/of arbeidsmarkt.
Ik toon mijn kwaliteiten en motieven in werk, stage en op de arbeidsmarkt.

5. Netwerken (‘Wie kan me daarbij helpen?’)
De loopbaancompetentie ‘netwerken’ gaat over het opbouwen en onderhouden van contacten die je helpen in je loopbaan. Deze contacten gebruik je bijvoorbeeld om op de hoogte te blijven van ontwikkelingen op de arbeidsmarkt en welke mogelijkheden er allemaal zijn. Je kunt je contacten uit je netwerk ook gebruiken om daadwerkelijk een nieuwe baan te vinden. Het blijkt dat je de meeste kans hebt om een nieuwe baan te vinden, wanneer contacten uit je netwerk je hierbij helpen.
 
Concrete doelen:
Ik beschik over een netwerk van mensen die mij kunnen helpen bij mijn (studie)loopbaan.
Ik onderhoud mijn netwerk en breid het uit.
Ik kan iets betekenen voor mensen in mijn netwerk.